Laat het woord ‘Israël’ vallen en je wordt omgeven door een kakofonie van geluiden. Met ‘Israël’ sta je in het brandpunt van talloze elkaar beconcurerende overtuigingen, van filosemitisme tot antisemitisme, van ‘bashing van de staat Israël’ tot ‘christenen voor Israël’, van liefde voor de Bijbel tot complottheoriën en eeuwen van Joden-vervolging. Laat het woord ‘Kerk’ vallen en je krijgt een soortgelijke kakofonie.
Niettemin kan niemand heen om de joods-christelijke invloeden op de geschiedenis van Europa, noch om het feit dat de Bijbel een product is uit het volk Israël. En je kunt dus stellen dat ook de Kerk – die met haar boodschap de hele wereld heeft beïnvloed – schatplichtig is aan het Joodse volk. Dus waarom zou je je eigenlijk niet verdiepen in joods-christelijke literatuur? Zonder die verdieping begrijpen we onze eigen geschiedenis niet.
Er is ook literatuur die nog een stap verder gaat. Daarin wordt gesteld dat we onze eigen manier van denken en ons eigen woordgebruik niet eens kunnen begrijpen zonder ons te verdiepen in de verhouding tussen Jood en niet-Jood en tussen christendom en jodendom.
Na de Tweede Wereldoorlog verschenen in Nederland – maar ook daarbuiten – boeken die deze verhouding tegen het licht houden en daarin heel wat bronvervuiling ontdekken die elk gesprek om tot betere relaties te komen ernstig verstoort.
De schrijvers van deze boeken zoeken naar oorspronkelijke bedoelingen en naar betere verhoudingen tussen Israël en de volkeren en/of tussen kerk en synagoge; zo mogelijk ook ten goede van andere groepen mensen en gezindten. Een geluid en een herbronning die de kakofonie in het joods-christelijke veld tot rust proberen te brengen. In ons boekenfonds geven we ook zulke schrijvers graag een stem.