Met Morgen weet ik minder presenteert dichter en theoloog Juliana van Hulzen een poëziebundel die de psalmen niet hervertelt, maar openbreekt. In ruim honderdvijftig gedichten gaat zij een intens gesprek aan met de bijbelse psalmtraditie, zonder deze vast te zetten in uitleg of dogma. De bundel kiest nadrukkelijk voor een andere houding: niet weten, loslaten, blijven kijken. De titel verwoordt die grondtoon treffend. “Morgen weet ik minder” is geen klacht, maar een keuze voor kwetsbaarheid en ontvankelijkheid.
De gedichten zijn telkens verbonden aan een psalm, maar staan stevig met beide voeten in de wereld van vandaag. Oorlog, vluchtelingen, ontheemding, armoede, moederschap, sterven en nieuw leven keren steeds terug. Plaatsen en tijden worden concreet genoemd – Lesbos, Kyiv, het Midden-Oosten, kelders en schuilplaatsen – waardoor de bundel onmiskenbaar actueel is. Tegelijk weigert Van Hulzen om van de psalmen morele slogans of politieke leuzen te maken. Haar poëzie zoekt geen snelle duiding, maar aandachtige nabijheid.
Een terugkerend motief is de vraag: zou je moeten blijven? Die vraag loopt als een rode draad door de bundel en verschijnt telkens in een andere context. Blijven bij een kind. Blijven bij angst. Blijven bij een wereld die pijn doet. Het is geen moreel gebod, maar een existentieel dilemma dat steeds opnieuw wordt verkend. Vluchten en blijven worden niet tegenover elkaar uitgespeeld; beide blijken soms noodzakelijk, soms onmogelijk.
God verschijnt in deze gedichten niet als almachtige regisseur, maar als een kwetsbare, soms zwijgende aanwezigheid. Regelmatig klinkt de ervaring dat ook God “gevlogen lijkt”. Daarmee sluit de bundel aan bij een lange mystieke en bijbelse traditie waarin afwezigheid, twijfel en zoeken geen falen zijn, maar wezenlijke onderdelen van geloof. Van Hulzen schrijft niet over een God die problemen oplost, maar over een God die mee-leeft – of soms juist pijnlijk ontbreekt.
Opvallend is de consequente keuze voor het concrete en zintuiglijke. Grote thema’s worden verbeeld via kleine beelden: vogels, stof, water, handen, brood, licht, adem. Kinderen spelen een centrale rol. Zij verschijnen niet als symbool van onschuld, maar als kwetsbare en tegelijk krachtige dragers van toekomst. In hun spel, hun angst en hun veerkracht wordt zichtbaar wat er op het spel staat.
De toon van de bundel is tegelijk zacht en scherp. Verontwaardiging over geweld en onrecht is voelbaar, maar nooit retorisch. Mededogen blijft leidend. Zelfs waar de psalmen spreken over wraak of vernietiging, zoekt Van Hulzen naar een andere taal: een taal die weigert om zelf geweld te legitimeren. Vragen blijven vragen. Antwoorden worden bewust uitgesteld of losgelaten.
Morgen weet ik minder is daarmee geen troostboek in klassieke zin. Het biedt geen sluitende verklaringen en geen geruststellende theologie. De troost die de bundel wel biedt, ligt in de erkenning van onzekerheid, in het samen uithouden van niet-weten. De gedichten nodigen uit tot vertraging, tot aandacht, tot het opnieuw leren luisteren – naar oude teksten en naar de wereld van nu.
Deze bundel is vooral geschikt voor lezers die de psalmen niet willen begrijpen, maar willen bewonen. Voor wie ruimte zoekt in plaats van antwoorden, en taal die openblijft waar de werkelijkheid open en breekbaar is. Morgen weet ik minder laat zien dat juist in dat minder-weten een vorm van hoop kan schuilen.
