Drie generaties worstelden met Joodse identiteit
Na haar onderduikperiode werd Catharina Keizer gereformeerd. Op latere leeftijd keerde ze terug naar de joodse godsdienst. Ook de volgende generaties worstelen met hun identiteit. De oorlog trok een diep spoor. De ziel van Catharina” heet het boek waarin nu het verhaal van drie generaties staat. Het gaat ook over ”de emeritus predikant binnen de Protestantse Kerk in Nederland én af en toe bezoeker van de synagoge. En die van zijn dochter Judith Boekel Smit (1979), die haar kinderen nog in de Gereformeerde Kerken liet dopen, maar zich later liet uitschrijven. Laten uitschrijven, dat deed Catharina Smit-Keizer (1927-2006) ook. In 1945 werd ze gedoopt. In 1999 ging ze –ze was sinds kort weduwe– terug naar de synagoge. Ook haar jongste zoon zette die stap; hij is nu chazan (voorzanger) in de sjoel van Middelburg. Zijn broer uit Haamstede zit daar ook af en toe, maar bleef wel vol overtuiging predikant. De kleindochter uit Nieuwegein zegt blij te zijn haar Joodse afkomst te kunnen beleven zonder dat religie daar onlosmakelijk aan verbonden is. De oorlog trok een scheur door de familie. Doordat twintig familieleden door de nazi’s werden vermoord. Maar ook doordat een deel van de familie met Catharina, haar ouders en haar zus brak toen ze na de oorlog christen bleken te zijn geworden. Catharina schreef het op: „28 Januari 1989 hebben we ons teruggetrokken uit de kerk. Na 44 jaar lid te zijn geweest, was het nu definitief afgesloten.” En vervolgens: „19 Mei 1993 werden we weer deel van de familie Loonstein.” „Mijn moeder zei soms dat ze in haar leven alles fout had gedaan”, zegt ds. Smit. „Dat was aangrijpend, want het was echt niet waar. Maar ze bedoelde dat ze door haar overgang naar het christendom haar kinderen met twee verschillende levens had opgezadeld. Eind jaren 60 is ze door een heel diepe crisis gegaan.”
Dubbele gevoelens
In de jaren 90 besloot Catharina de herinneringen aan haar onderduiktijd op te schrijven voor haar kinderen en kleinkinderen. „Ze had er nooit veel over verteld”, zegt haar zoon. „Er stonden ook geen portretten van omgebrachte familieleden in de huiskamer. Moe- der wilde ons niet met de verhalen belasten. Haar eerste onderduikgevers, het echtpaar Hofland uit Groenekan, kwamen weleens bij ons logeren. Tijdens het schrijven van dit boek heeft Judith hun zoon teruggevonden. Hij komt naar een van de boekpresentaties, in de synagoge van Middelburg.” Moeder Catharina wilde haar verhaal in de jaren 90 nog niet publiceren. „Sommige onderduikgevers leefden nog. Het waren protestants-christelijke mensen die haar leven hadden gered én die haar leven overhoop hadden gegooid. Ze had er dubbele gevoelens bij.”
Blond haar
Gespleten was Catharina’s leven vóór de oorlog al. Haar moeder leefde orthodox. Haar vader deed echter nauwelijks iets aan godsdienst, had ook niets met het verlangen naar Jeruzalem en leerde zijn kinderen buitenshuis op geen enkele manier op te vallen als Jood. Toen kwam de oorlog. „Die vreselijke dingen die ons Joden overspoelden waren net als de winter koud en grimmig en zonder uitzicht”, schreef Catharina. Het Scheveningse gezin overleefde op onderduikadressen. Catharina verbleef in Groenekan, Sneek, Heelsum, Aalst-Waalre, Arnhem (onder anderen bij ds. H. van Andel) en Velp. In die tijd heette ze Tineke, Anneke en daarna weer Tineke. Ze had blond haar en blauwe ogen en zag er niet Joods uit. „Ik was bevoorrecht dat ik buiten kon komen en een vrij normaal leven kon leiden, in tegenstel- ling tot andere onderduikers, die opgesloten zaten. Het gaf wel grote verantwoordelijkheden. Ook het gevaar was enorm.” Ze liep op straat, ging naar de kerk, reisde soms naar familie. Ze waagde het zelfs bij de Ortskommandant een Ausweis te halen, een bewijsje waardoor haar fiets niet zou worden afgepakt als ze haar ouders bezocht, die waren ondergedoken in de gereformeerde pastorie van ds. M.J. van Dijken in Nunspeet. Maar gevaar voor ontdekking of verraad was er altijd. „De angst en de drang te overleven is niet om na te vertellen.” Haar zoon en haar kleindochter bezochten de plaatsen waar ze ondergedoken zat, en ze schrijven: „Met liefde denken we aan allen die haar hebben geholpen en we zijn intens dankbaar voor het feit dat wij als vrije mensen gewoon over straat kunnen lopen en op een terrasje zitten, zonder dreiging en luchtalarm.”
Omgevormd
In Heelsum had Catharina gesprekken met de gereformeerde ds. B.D. Smeenk. „Hij hielp joodse mensen samen met het verzet aan een onderduikplek, maar wilde hen ook met grote overtuigingskracht bekeren tot het Christendom.” Later was hij predikant voor de Evangelieverkondiging onder Israël. Hij woonde daar ook jarenlang. Vanuit Nes Am- mim mocht van de Israëlische regering geen zending worden bedreven, maar ds. Smeenk zei: „Hoe kan een christen nu zwijgen over de enige Naam?” Zelf schreef Catharina later: „Mijn hele denkwereld was omgevormd en door wat ons was overkomen geloofde ik ook dat de reden van ons lijden als joodse volk was dat we de Messias niet aanvaard hadden. Dat hadden de Joden over zich afgeroepen en zo gebeurde de vervolging en vernietigingen. Deze steeds herhaalde thema’s praatte ik na, als een aap, zoals anderen mij leerden. Joodse waarden, joodse gebeden, joodse traditie, joodse gebruiken werden me met veel klem ontnomen. Ik werd omgevormd tot een gereformeerd jong meisje van 17 jaar.” Toen de slag om Arnhem begon, vluchtte Catharina daar tijdens een dienst de kerk uit. Ook zeven maanden later, tijdens de bevrijding, was er veel schade en gevaar. Met vijftien man in een benauwd keldertje over- leefden ze de slag om Velp. En toen was de vrijheid er, eindelijk. „Heel de dag heb ik aan de kant van de weg staan juichen. Benul van tijd had ik niet meer. Een roes van vreugde had me volledig te pakken. Na alle ontberingen en angsten en hopen en wanhopen was er eindelijk een dag van bevrijding aangebroken.” De spanning kwam eruit: ze sliep dagen achter elkaar. De angst uit de oorlog raakte ze nooit meer kwijt. Het gevoel altijd alert te moeten zijn, droeg ze op haar kinderen over.
Zoektocht
Die kinderen groeiden op in de gereformeerde kerk van Alblasserdam, vlak bij Nieuw-Lekkerland, het dorp waar hun niet-Joodse vader vandaan kwam. „De joodse godsdienst liet mijn moeder echter niet los”, zegt ds. Smit. „Op vrijdagavond stak ze kaarsen aan. Zulke Joodse elementen leidden tot discussie met haar predikant en de ouderlingen. Ze is vanuit de kerk zelfs anoniem bedreigd. De Joodse gebruiken van mijn moeder hebben bij mij de belangstelling voor theologie doen ontstaan.” Hartog Emanuel (Harry) wilde piloot worden, maar werd in 1981 samen met zijn eerste vrouw tot predikant bevestigd. „Maar ik bleef zoeken naar de Joodse ziel. Ik gaf er als predikant veel aandacht aan. Daar kreeg ik waardering voor, maar anderen vonden dat ik te weinig christelijk was. Mijn levenslange zoektocht is geleidelijk tot rust gekomen. Op vrijdagavond steekt mijn vrouw de kaarsen aan. Ook de Joodse feesten hebben een plaats in mijn leven en ik bestudeer de Talmoed. Ik ben van harte predikant gebleven, maar heb me altijd meer thuis gevoeld bij de ethische dan bij de dogmatische stroming.” Eén keer is de hele familie naar de synagoge in Middelburg geweest. Ds. Smit beschrijft het in het boek: „Lang hebben we allemaal op zondagmorgen in de banken van de gereformeerde kerk van Alblasserdam gezeten. Dat was onze jeugd. En nu zaten we allemaal in de sjoel aan het begin van de meest heilige dag van het jaar, Jom Kippoer. Ik weet nog hoe ontroerd ik was. Ik besefte dat dit mo- ment uniek was.” Ook dochter Judith was lange tijd gereformeerd. „Ik ben grootgebracht door twee predikanten, heb belijdenis gedaan en mijn kinderen laten dopen. Maar ik heb me nooit echt thuis gevoeld in de kerk. Inmiddels heb- ben we die verlaten. Het was een opluchting toen ik ontdekte dat je het Joods-zijn kunt beleven zonder religie. Het is een cultuur.”
Kritiek op Israël
Ds. Smit is vaak in Israël geweest. „Een fascinerend land. Het ene moment kom je zeer orthodoxe Joden tegen, het volgende ogen- blik meisjes in bikinitopjes waarbij je denkt: Meid, trek eens wat meer aan.” „Als het gaat om de Staat Israël voel ik mij soms heel alleen en verlaten in de kerk”, schrijft ds. Smit. „Ik heb dat ook altijd openlijk gezegd. Ik hoor veel kritiek op Israël, maar in de kerk wordt vaak onvoldoende beseft dat Israël voor veel Joden een tweede thuis is waar ze zich veilig voelen”, licht hij toe. „Dat blijkt nu ook weer, nu Joden uit Rusland en Oekraïne vanwege de oorlog naar Israël ver- trekken. Ook in Nederland is het voor Joden lastig; ze kunnen soms niet ongehinderd met een keppeltje over straat lopen. Gelukkig zijn er ook veel christenen die wel pal achter Israël staan. En gelukkig is de stelling dat de kerk in plaats van Israël is gekomen, in een deel van de kerken losgelaten.”
Verdriet
Vader en dochter gingen samen naar Westerbork, om te herdenken. En naar Israël om het Joodse leven van vandaag te laten zien. Na de dodenherdenking in Westerbork kwamen ze met gemengde gevoelens thuis. „Voor sommige mensen lijkt het een uitje, dat er één keer per jaar bijhoort en waar je selfies maakt”, zegt Judith Boekel. „Welke plaats hebben de slachtoffers daar nog? Het afgelopen jaar was ik bij de herdenking op de Dam in Amsterdam. Daar gaat het tegenwoordig over zoveel meer dan de oorlog,
dat het zijn kracht verliest. Voor het her- denken van mijn omgekomen familieleden moet ik daar niet zijn. Ik besefte het verlies veel intenser toen ik hun namen las op het Nationaal Holocaust Namenmonument in Amsterdam. Dat heeft me ontroerd.” Die namen staan nu ook in dit boek, met levensbijzonderheden en foto’s. Judith zocht ze bijeen. „Hoe gedenk je mensen als je hen niet kent? Het was voor mij daarom heel be- langrijk om het precies uit te zoeken, al was het wel intensief: ik was soms in tranen en heb letterlijk gedroomd van deportatielijsten en gaskamers. Toen mijn vader een foto doorappte van een omgebrachte nicht van zijn moeder, heb ik erg moeten huilen: het meisje had de leeftijd van mijn dochter.”
Geschiedenisles
Het bezoek aan Westerbork, in 2018, was de aanleiding tot het schrijven van dit boek. Om ervoor te zorgen dat het verhaal van de oorlog niet wordt vergeten. Maar ook om te laten zien hoe die doorwerkt in volgende generaties, tot nu toe. „Als je hoort dat de Holocaust steeds meer wordt ontkend of gebagatelliseerd, zie je de noodzaak om de verhalen te blijven vertellen”, zegt Judith. „Mijn zoon kreeg op het vmbo niet eens geschiedenisles. En ook op havo en vwo schiet dat tekort. Geen wonder dat jongeren niet meer weten wat er is gebeurd.” Haar drie kinderen krijgen de familiegeschiedenis thuis mee, en nu door dit boek. „Als wij er niet meer zijn, moeten zij het verhaal verder vertellen.”
Bron : Reformatorisch Dagblad