De aardigheid van het boek is dat daarin de verbeelding aan de macht komt. Niet de verbeelding van de schrijver maar die van de lezer. Hij wordt uitgenodigd zijn verbeelding oplettend, nauwkeurig en systematisch in te zetten. Zó, dat die verbeelding het kleed wordt waarin het object dat hij bestudeert zo ‘waar’ mogelijk kan verschijnen. In dit boek zijn het planten, mensen en plannen: niet als statische dingen maar als wezens-in-ontwikkeling, als levende wezens.
Het gaat dus over de verbeelding van levensprocessen, over de verbeelding van de ontwikkelingsprocessen van levende systemen. Hoe beter we ons die verbeelden, en daarmee bedoel ik natuurgetrouwer, hoe ‘levender’ onze verbeelding wordt. Daartoe moeten we ons eigen denken verlevendigen. En omdat die verbeelding uit ons denken, uit ons voorstellingsvermogen komt, moeten we levend-denken leren.
Het dodende deeltjesdingdenken kennen we voldoende, misschien wel te goed, zodat we het niet meer herkennen als een zelf gekozen manier van denken.
De overvloed aan ontwikkelingsbeelden in dit boek inspireren U hopelijk om vandaaruit levendige voorstellingen van levensprocessen in zich op te bouwen. Dat kan worden geoefend. Ga eens met zoon, dochter of buurman in het voorjaar twee weken lang dezelfde ontbottende tak van een nabije boom of struik bekijken, maak een klein mentaal tekeningetje en probeer steeds te voorzien wat er de volgende dag veranderd kan zijn.
Wonderen van Ontwikkeling wil een nieuwe vaardigheid aanleggen in het menselijk bewustzijn, wil er een instrument van maken om te werken aan een leefbare toekomst voor mens en aarde. Een stroom die van elk van ons uit kan gaan die in zijn hart voelt dat zijn hoofd nog meer kan dan na-denken.